Zijn er specifieke eisen aan de installatielocatie, zoals oriëntatie of schaduwoverwegingen?
Er zijn verschillende specifieke vereisten en overwegingen voor de installatielocatie van een fotovoltaïsch (PV) systeem zoals een
12 kW fotovoltaïsche kit . Enkele van de belangrijkste zijn:
Oriëntatie: Idealiter moeten zonnepanelen naar het zuiden op het noordelijk halfrond of naar het noorden op het zuidelijk halfrond gericht zijn om de hele dag maximaal zonlicht te ontvangen. Installaties op het oosten of het westen kunnen echter ook effectief zijn, zij het met een iets lagere efficiëntie.
Kantelhoek: De kantelhoek van de zonnepanelen moet worden geoptimaliseerd op basis van de breedtegraad van de installatielocatie om de blootstelling aan zonlicht te maximaliseren. Over het algemeen wordt deze hoek ingesteld om overeen te komen met de breedtegraad van het gebied, maar er kunnen aanpassingen worden gedaan om de energieproductie te optimaliseren.
Schaduw: Het is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de zonnepanelen niet in de schaduw staan van bomen, gebouwen of andere obstakels, vooral tijdens piekuren met zonlicht. Zelfs gedeeltelijke schaduw kan de efficiëntie van het PV-systeem aanzienlijk verminderen.
Conditie van het dak: Het dak waarop de panelen worden geïnstalleerd, moet structureel gezond zijn en het gewicht van de panelen en montageapparatuur kunnen dragen. Bovendien zijn het dakmateriaal en de helling van invloed op de installatieoverwegingen.
Lokale regelgeving: Controleer de lokale bouwvoorschriften, bestemmingsplannen en regels van de vereniging van huiseigenaren om naleving van eventuele beperkingen of vereisten voor
12 kW fotovoltaïsche kit installaties.
Vrije ruimte en toegang: Er moet voldoende ruimte rond de panelen worden gehandhaafd om een goede luchtstroom en toegang voor onderhoud mogelijk te maken. Dit omvat het vrijhouden van panelen van puin en vegetatie.
Interconnectie: Houd rekening met de nabijheid van het aansluitpunt op het elektriciteitsnet en zorg ervoor dat de regelgeving voor netgekoppelde systemen wordt nageleefd, indien van toepassing.
Klimaatoverwegingen: Beoordeel de lokale klimaatomstandigheden, inclusief wind, sneeuwbelasting en temperatuurschommelingen, om ervoor te zorgen dat het systeem veilig is geïnstalleerd en bestand is tegen omgevingsfactoren.
Grondinstallaties: Als het systeem op de grond wordt gemonteerd in plaats van op het dak, moet er rekening worden gehouden met factoren zoals de samenstelling van de bodem, de helling en de drainage.
Microklimaten: Evalueer alle microklimaten of plaatselijke weerpatronen die de blootstelling aan zonlicht of de omgevingsomstandigheden op de installatielocatie kunnen beïnvloeden.